Het is niet zo moeilijk een zonsverduistering redelijk na te bootsen. Dat kun je op de volgende manier doen.
Neem een lamp (bij voorkeur een spaarlamp (5W) of een gloeilamp (25W) met melkglas) en hang op 50 cm afstand een stuk wit papier. Hang daartussenin een pingpongballetje aan een touwtje op 30 cm van de lamp. De lamp stelt de zon voor, het balletje de maan, het papier een deel van de aarde (natuurlijk niet in de goede verhoudingen).
Op het ‘aardoppervlak’ zie je het schaduwbeeld van de maan.
Het valt je waarschijnlijk op dat er in de schaduw een cirkelvormig, donker stuk zit, met daaromheen een lichtere rand. We noemen het donkere stuk de kernschaduw en de lichtere rand de halfschaduw.
Maak nu in het halfschaduwgebied een gaatje van 1 cm diameter en kijk daardoor naar de pingpongbal en de lamp.
Als je het papier verschuift, zodat het gaatje in het kernschaduwgebied terechtkomt, kun je daardoor zien dat er op het kernschaduwgebied helemaal geen licht valt. Op die plaats van het ‘aardoppervlak’ is de zonsverduistering volledig.
Zoals je merkt, komen kernschaduw en halfschaduw niet alleen bij zonsverduisteringen voor, maar ook bij gewone schaduwen van lampen.